De Amerikaanse eik (Quercus rubra) is een snelgroeiende boom uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae). De soort komt oorspronkelijk uit het oosten van Noord-Amerika, maar wordt in Europa aangeplant als sierboom. De soort is in Nederland in gebruik sinds 1825 en in het verleden ook in bossen op grote schaal aangeplant. Een nadeel van de soort is dat deze soort een brede en dichte kroon vormt en daardoor onder bosomstandigheden andere boomsoorten verdringt en geen ondergroei toelaat. Er zijn beheerders die vinden dat deze soort hier niet thuishoort en deze daarom willen kappen. De Amerikaanse eik kan 35 m hoog worden.
Amerikaanse eik kopie
Kenmerken
De kroon is breed en koepelvormig. De boom heeft een korte, rechte stam; de takken vormen kransen. De glimmend roodbruine twijgen zijn kaal en wrattig en zijn op latere leeftijd dof glimmend en grijsachtig. De spitse knoppen zijn donkerrood tot bruinachtig.
De schors is glad en zilverkleurig grijs. Bij beschadiging van de bast kan gemakkelijk rot optreden. De stam wordt onder normale omstandigheden 60-90 cm dik, al zijn er individuen van 1,5 m. bekend.
De bladeren zijn langwerpig en kunnen soms wel 20 cm lang worden. Ze hebben een wigvormige bladvoet en vier tot vijf spitse, getande lobben. De uiteinden lijken kleine kammetjes. De bladstelen zijn geel en 2-5 cm lang. De bladkleur wordt van bleekgeel tot donkergroen aan de bovenzijde en bleekgrijs aan de onderzijde. In de herfst zijn de bladeren dofrood of roodbruin. In Nederland en Belgiƫ bloeit de boom in mei.
De Amerikaanse eik heeft donkere, roodbruine eikels met een scherpe punt en een afgeplatte voet; ze zitten in ondiepe napjes. De napjes zijn voorzien van schubben die aan de randen naar binnen gekromd zijn. De steeltjes zijn circa 1 cm lang. De eikels zijn pas in het tweede jaar na de bloei rijp en kiemen daarna na de winter als ze een koude periode achter de rug hebben.
Neem voor meer informatie contact met ons op